Als je de baccarat definities en baccarat termen eenmaal kent, zul je merken dat je spel verbetert. Je zult steeds vaker winnen en dat maakt het spel nog leuker. Leer het baccarat jargon dus snel uit je hoofd of pak onderstaande baccarat termen er bij wanneer je gaat spelen.
Baccarat: Dit is natuurlijk de naam van het kaartspel, maar wist je ook dat ‘baccarat’ verwijst naar de slechtst mogelijke hand van nul punten?
Baccarat Banque: Een type baccarat, ook wel a deux tableaux genoemd. Een populaire variant van het spel, waarbij je alleen kunt wedden op de baccarat handen van andere spelers.
Baccarat Chemin de Fer: Letterlijk: “spoorweg”. De kaarten worden bij dit type baccarat uit een “sabot” of “shoe” of ook wel slof genoemd getrokken.
Banker: Hiermee wordt niet het huis bedoeld! Baccarat kent drie mogelijke uitkomsten: ‘Player’, ‘Banker’ en ‘Tie’. De term ‘banker’ refereert dus aan één van de twee mogelijke baccarat handen.
Bankroll: De hoeveelheid geld waarmee je wilt gaan spelen.
Burn Card: De kaart die ongezien uit het spel gehaald wordt bij het schudden en niet meer mee doet.
Cheval: Bij sommige baccarat varianten mag je met twee aparte handen tegelijk spelen.
Coup: Een Franse term voor slag of een ronde baccarat.
Croupier: De casinomedewerker die optreedt als dealer.
Cut Card: Een plastic kaartje waarmee het kaartendeck wordt gespleten.
Draw: Het moment dat wordt besloten dat er nog een kaart moet worden gedeeld aan een speler of banker.
Egalite: Baccarat taal voor gelijkspel bij Punto Banco baccarat.
Flat Bettor: De speler die elke ronde dezelfde hoeveelheid inzet.
Go Bank: De Franse baccarat term is “banco”. Deze termen worden gebruikt bij het spel Punto Banco en Chemin de Fer baccarat. Het betekent dat je maximaal inzet tegen de banker.
Hand: Je baccarat hand is de hoeveelheid kaarten waarmee je speelt tijdens een ronde.
Huisvoordeel: De berekening van de lange termijn winstverwachting van het casino. Het huisvoordeel bij baccarat is heel laag.
Ladderman: De casinomedewerker die alles in de gaten houdt aan de baccarat tafel.
Le Grande: Letterlijk: ‘de grote’. Een Franse term voor de best mogelijke baccarat hand: 9 in totaal.
Modulo 10: Het getal 10 wordt genegeerd. Bijvoorbeeld een baccarat hand bestaand uit 2 en 3 is 5 (2 + 3 = 5). Een hand bestaand uit 6 en 7 is 3 (6 + 7 = 13 = 3). Zodra het totaal over de 10 gaat, valt de eerste 1 weg.
Natural: Een totale hand van 8 of 9 met de eerste twee kaarten.
Pallet: In Frans: Palet. Dit is de platte houten stok die de croupier gebruikt om de kaarten en fiches mee te bewegen. Ook wel beschouwd als het gezicht van baccarat.
Player: Hiermee wordt niet de speler bedoeld! Baccarat kent drie mogelijke uitkomsten: ‘Player’, ‘Banker’ en ‘Tie’. De term ‘Player’ refereert dus aan één van de twee mogelijke baccarat handen.
Point: De waarde van een baccarat hand.
Punter: Dit is een speler. Omdat het Engelse woord ‘player’ gebruikt wordt voor de aanduiding van een hand, wordt de speler ook wel ‘punter’ genoemd.
Punto Banco: Een Noord Amerikaans type baccarat.
Rotation: De manier waarop de positie van de banker verandert, of letterlijk: roteert.
Shoe: Baccarat taal voor kaarten (meestal 6 x 52 = 312 kaarten) die in een slof (Frans: “sabot”) gaan, waaruit ze getrokken worden.
Stakes: De inzet van de weddenschap van een individuele speler.
Stand: Dit is wanneer je je hand accepteert en geen extra kaarten meer neemt. Het kan ook betekenen dat je helemaal stopt.
Tie: Hiermee wordt niet het Engelse woord voor ‘das’ bedoeld! Baccarat kent drie mogelijke uitkomsten: ‘Player’, ‘Banker’ en ‘Tie’. De term ‘Tie’ betekent letterlijk gelijkspel en refereert aan een mogelijke inzet die je als speler kunt doen.